maandag 26 november 2007

De prijsdief

Toen ik gisteren rond 17u30 thuiskwam van het bosklas-weekend, zat Wouter in de zetel te zuchten, steunen en kreunen boven een blok papier. Hij moest tegen vandaag een opstel schrijven, een opdracht waar hij al een week aan bezig was geweest, maar het wilde niet zo best lukken. Hijzelf vond zijn verhaal meer dan behoorlijk. Hij had er heel wat dingen in laten gebeuren en hij vond het spannend.
Wat papa niet goed vond, was dat het een hoop onsamenhangende zinnen waren geworden. Wat ik niet goed vond, was dat hij eigenlijk niets vertelde. Het was voor ons echt moeilijk om te weten wat hij nu eigenlijk vertelde, want voortdurend kregen we te veel of te weinig informatie.

Nu is een verhaal schrijven één van de moeilijkste opdrachten die je kan krijgen. Je moet weten wat je wil vertellen, je moet goed nadenken hoe je dat gaat doen en dan moet je een reeks samenhangende woorden, zinnen en alinea's produceren. Die samenhang moet je ook voortdurend controleren. Een ideaal recept voor de beertjesmethode dus: Wat? Hoe? Doe! Kijk na.

Typisch aan ADHD'ers is toch wel het pertinent overslaan van de eerste twee stappen. Wouter had twee minuten nagedacht of hij iets voor zich zag en was dat daarna beginnen opschrijven, zonder rekening te houden met de vraag of de informatie er zijn nieuwe zin nog wel overeenkwam met die van de vorige. Bovendien zag hij het in zijn hoofd als een film gebeuren, en hij dacht dat zijn tekst ervoor zou zorgen dat de lezer net hezelfde zou zien. En controle? Dat is voor mietjes.

Eerst zijn we dus even blijven stilstaan bij het "wat". Wat wilde hij eigenlijk vertellen? Dat bleek een zeer moeilijke bevalling. Als voorbeeld gaf ik dan maar "Cars", de beroemde Disney/Pixar film die hij zelf ook goed kent.
"Waarover gaat Cars?" vroeg ik hem. "Wat willen de makers van Cars jou eigenlijk vertellen?"
"Het gaat over een race-auto," zei hij onmiddellijk. En daarna begon hij heel het verhaal te vertellen, 't is te zeggen, een beschrijving van de gebeurtenissen.

Voor mij gaat Cars overduidelijk over de gevoelens die erachter zitten. Het is niet omdat je goed in iets bent dat je ook het centrum van de wereld bent. En je hebt, ondanks al je succes, altijd vrienden nodig. En die vrienden, die moeten niet succesvol zijn om je vriend te mógen zijn. Bliksem McQueens beste vriend wordt uiteindelijk Takel, een verroeste oude bak. Als je weet dat Bliksem in het begin van de film van geen roest moet weten, wil dat wel al wat zeggen.

We kwamen er samen wel uit, maar het was lastig. Ik zei: stel dat we dezelfde "Wat" nemen, maar niet in een verhaal over race-auto's, maar over kerstbomen. Er is één kerstboom in het bos die heel mooi is, en die denkt dat hij een veel betere kerstboom is dan al die anderen. Hij kijkt neer op kerstbomen die al oud zijn en ontdekt uiteindelijk dat hij helemaal alleen is. Dit bleek een goede oefening. We kwamen er uit, met dat "wat". Hij besloot om te vertellen over een dief die een prijs steelt, daarna berouw krijgt en beseft dat je niets aan een prijs hebt als je hem zelf niet hebt gewonnen.

Dan het "hoe". Hoe gaan we dat nu vertellen? Kiezen we voor race-auto's of kerstbomen? Of iets anders? Wouter had al heel de week geschreven over Jack, een succesvolle racer. Hij had die arme jongen vanalles laten overkomen (een gestolen portefeuille, een inbraak, een verongelukte vrouw, een race die hij maar net op tijd bereikt...) met het nodige gevoel voor drama. Toch kon hij mij niet zeggen hoe al die zaken met elkaar in verband stonden. Hij besliste welke gebeurtenissen hij zou overhouden en welke hij zou schrappen. De vraag die het nuttigst bleek was: "Is het nodig dat dat gebeurt?" Als hij kon zeggen "Ja, want..." dan lieten we het staan. We hadden uiteindelijk nog negen 'hoofdstukjes' die het verhaal in zeer grote lijnen beschreef.

Het "doen". Hij moest het intypen in Word. En mama mocht er alle spellingsfouten uithalen, zei hij. Alleen was het al half acht. Zelf intypen was dus geen optie meer. Dus zetten we ons samen aan de computer en tikte ik letterlijk in wat hij zei. Ook een nuttige oefening. We gingen van begin tot einde en kwamen op een goeie halve bladzijde uit.

Dan begon het "nakijken". Zéér moeilijk en het meest tijdrovende gedeelte. Alinea per alinea keken we na of 1. alle informatie klopte, 2. er niet teveel informatie was, 3. er niet te weinig informatie was om het te kunnen begrijpen, 4. of alle zinsconstructies klopten en 5. of we het spannender konden maken.

Ik heb hem in dit hele proces alleen maar begeleid. Na een tijdje kwam hij echt op dreef en zorgde hij al eens voor alternatieve woorden. Ik vroeg hem om 5 synoniemen te gebruiken voor 'racer'. Hij kwam o.a. met 'bestuurder', 'chauffeur', 'man'... Hij heeft het echt goed gedaan. Het resultaat mag er zijn!

's Avonds in zijn bed vroeg hij mij met blinkende ogen of hij een kans maakte om te winnen. Ik vroeg hem of hij zelf vond dat hij het verdiende om te winnen. Stel nu dat er een meisje was dat een verhaal helemaal zelf had geschreven en dat was ook goed, zou die dan geen betere winnaar zijn? Hij knikte, hij begreep het.
"Want ja," voegde hij er nog aan toe, "wat heb je nu aan een prijs die je niet zelf gewonnen hebt?" :-)

1 opmerking:

ADHD-mama zei

De prijsdief

Twee weken geleden is Jack met 25 kaarsen op zijn taart verjaard. Het feest was toen heel leuk en het had heel lang geduurd. Nadien was Jack doodop. Maar dat is twee weken geleden. Vandaag is er weer een belangrijke dag. Hij moet in Londen de belangrijkste race van zijn leven rijden, dus zal hij deze namiddag een vliegtuig naar Londen nemen.

Jack stapt in zijn Porsche Carrera en vertrekt naar het vliegveld. Daar aangekomen, laadt hij alle bagage uit. Als hij wil inchecken, beseft hij ineens dat hij zijn portefeuille vergeten is. Hij loopt zo snel als hij kan terug naar zijn auto en racet vloekend terug naar huis.

Hij komt thuis en pakt zijn sleutels. Gelukkig zitten die niet in zijn portefeuille. Hij stapt binnen, doet zijn livingdeur open en ziet dat de ruit in zijn veranda ingeslagen is. Hij schrikt. “Wie heeft dat gedaan? Heeft iemand mijn kluis opengedaan?” denkt hij. Hij rent naar boven en zijn verschoven kast valt direct op. Hij rent heel snel naar zijn kluis met de hoop dat niemand zijn beker gestolen heeft. Hij doet zijn kluis open. Zijn mooiste prijs dat hij gewonnen heeft, is gestolen.

Jack belt de politie en vertelt wat hij gezien heeft. De agent belooft Jack dat hij zo snel mogelijk enkele agenten zal sturen. De politiewagen komt met luide sirenes aangereden. “Dat was snel”, zegt Jack overtuigd.
Jack legt precies uit wat er gebeurd is. Eén agent schrijft alles op. De andere agenten onderzoeken de kluis.
Na het gesprek met de agent, moet Jack dringend terug vertrekken naar het vliegveld. Hij heeft weinig tijd. Als hij niet opschiet, mist hij nog zijn vliegtuig, en dan is hij te laat op zijn belangrijke grote race. Hij pakt zijn portemonnee en vertrekt met zijn auto.

Op het vliegveld gaat hij terug inchecken.
“Ik moet snel zijn, anders ben ik te laat”, zegt Jack tegen de vrouw achter de balie.
“Ben jij de beroemde Jack?” vraagt ze nieuwsgierig.
“Ja, mevrouw, maar daar hebben we het later wel over”, antwoordt Jack ongeduldig, “als ik terug ben. Ik laat je wel weten of ik gewonnen heb.”
De vrouw neemt haar walkietalkie en zegt dat het vliegtuig per uitzondering op iemand moet wachten. De rest gebeurt vanzelf. Dankzij haar haalt hij nog juist het vliegtuig. Een paar mensen in het vliegtuig kijken hem bewonderend aan.

Wanneer hij aankomt in Londen op het circuit, schrikt hij, want er zijn veel meer toeschouwers dan hij verwachtte. Hij praat nog even met zijn teambaas. Dan klinkt er door een luide microfoon dat alle racers in hun auto moeten stappen. Hij doet dat en vertrekt, als vijfde.
Tijdens de zevenenvijftigste ronde ziet Jack ineens dat een andere racer van de baan vliegt. De bestuurder knalt zo hard tegen een muur dat de auto in de lucht geslingerd wordt. Als de auto met een harde dreun neerkomt, stapt Jack uit zijn auto. Hij loopt zo snel hij kan naar het wrak, en pakt de bestuurder bij zijn arm. Met al zijn kracht sleurt hij hem uit de auto naar de overkant van de baan. Achter hem ontploft de auto als dynamiet.
De racer mompelt iets. “Stop, stop, stop, ik versta niets van wat je zegt. Trouwens, je moet eerst wat bijkomen”, zegt Jack. “Word rustig, alsjeblieft.”
De gewonde man kalmeert uiteindelijk en begint zijn verhaal te vertellen. Jack is geschokt, want de man die hij tijdens deze race gered heeft, is de dief die zijn prijs heeft gestolen. “Sorry, ik was zo jaloers op jou, want jij bent mijn grote voorbeeld.”
“Het geeft niets”, zegt Jack, “als je dat maar niet nog eens doet.”

De racer heeft geleerd om niet een prijs te stelen, maar zelf te winnen. Want wat heb je nu aan een prijs die je niet eens zelf gewonnen hebt?