De prijsdief
Toen ik gisteren rond 17u30 thuiskwam van het bosklas-weekend, zat Wouter in de zetel te zuchten, steunen en kreunen boven een blok papier. Hij moest tegen vandaag een opstel schrijven, een opdracht waar hij al een week aan bezig was geweest, maar het wilde niet zo best lukken. Hijzelf vond zijn verhaal meer dan behoorlijk. Hij had er heel wat dingen in laten gebeuren en hij vond het spannend.
Wat papa niet goed vond, was dat het een hoop onsamenhangende zinnen waren geworden. Wat ik niet goed vond, was dat hij eigenlijk niets vertelde. Het was voor ons echt moeilijk om te weten wat hij nu eigenlijk vertelde, want voortdurend kregen we te veel of te weinig informatie.
Nu is een verhaal schrijven één van de moeilijkste opdrachten die je kan krijgen. Je moet weten wat je wil vertellen, je moet goed nadenken hoe je dat gaat doen en dan moet je een reeks samenhangende woorden, zinnen en alinea's produceren. Die samenhang moet je ook voortdurend controleren. Een ideaal recept voor de beertjesmethode dus: Wat? Hoe? Doe! Kijk na.
Typisch aan ADHD'ers is toch wel het pertinent overslaan van de eerste twee stappen. Wouter had twee minuten nagedacht of hij iets voor zich zag en was dat daarna beginnen opschrijven, zonder rekening te houden met de vraag of de informatie er zijn nieuwe zin nog wel overeenkwam met die van de vorige. Bovendien zag hij het in zijn hoofd als een film gebeuren, en hij dacht dat zijn tekst ervoor zou zorgen dat de lezer net hezelfde zou zien. En controle? Dat is voor mietjes.
Eerst zijn we dus even blijven stilstaan bij het "wat". Wat wilde hij eigenlijk vertellen? Dat bleek een zeer moeilijke bevalling. Als voorbeeld gaf ik dan maar "Cars", de beroemde Disney/Pixar film die hij zelf ook goed kent.
"Waarover gaat Cars?" vroeg ik hem. "Wat willen de makers van Cars jou eigenlijk vertellen?"
"Het gaat over een race-auto," zei hij onmiddellijk. En daarna begon hij heel het verhaal te vertellen, 't is te zeggen, een beschrijving van de gebeurtenissen.
Voor mij gaat Cars overduidelijk over de gevoelens die erachter zitten. Het is niet omdat je goed in iets bent dat je ook het centrum van de wereld bent. En je hebt, ondanks al je succes, altijd vrienden nodig. En die vrienden, die moeten niet succesvol zijn om je vriend te mógen zijn. Bliksem McQueens beste vriend wordt uiteindelijk Takel, een verroeste oude bak. Als je weet dat Bliksem in het begin van de film van geen roest moet weten, wil dat wel al wat zeggen.
We kwamen er samen wel uit, maar het was lastig. Ik zei: stel dat we dezelfde "Wat" nemen, maar niet in een verhaal over race-auto's, maar over kerstbomen. Er is één kerstboom in het bos die heel mooi is, en die denkt dat hij een veel betere kerstboom is dan al die anderen. Hij kijkt neer op kerstbomen die al oud zijn en ontdekt uiteindelijk dat hij helemaal alleen is. Dit bleek een goede oefening. We kwamen er uit, met dat "wat". Hij besloot om te vertellen over een dief die een prijs steelt, daarna berouw krijgt en beseft dat je niets aan een prijs hebt als je hem zelf niet hebt gewonnen.
Dan het "hoe". Hoe gaan we dat nu vertellen? Kiezen we voor race-auto's of kerstbomen? Of iets anders? Wouter had al heel de week geschreven over Jack, een succesvolle racer. Hij had die arme jongen vanalles laten overkomen (een gestolen portefeuille, een inbraak, een verongelukte vrouw, een race die hij maar net op tijd bereikt...) met het nodige gevoel voor drama. Toch kon hij mij niet zeggen hoe al die zaken met elkaar in verband stonden. Hij besliste welke gebeurtenissen hij zou overhouden en welke hij zou schrappen. De vraag die het nuttigst bleek was: "Is het nodig dat dat gebeurt?" Als hij kon zeggen "Ja, want..." dan lieten we het staan. We hadden uiteindelijk nog negen 'hoofdstukjes' die het verhaal in zeer grote lijnen beschreef.
Het "doen". Hij moest het intypen in Word. En mama mocht er alle spellingsfouten uithalen, zei hij. Alleen was het al half acht. Zelf intypen was dus geen optie meer. Dus zetten we ons samen aan de computer en tikte ik letterlijk in wat hij zei. Ook een nuttige oefening. We gingen van begin tot einde en kwamen op een goeie halve bladzijde uit.
Dan begon het "nakijken". Zéér moeilijk en het meest tijdrovende gedeelte. Alinea per alinea keken we na of 1. alle informatie klopte, 2. er niet teveel informatie was, 3. er niet te weinig informatie was om het te kunnen begrijpen, 4. of alle zinsconstructies klopten en 5. of we het spannender konden maken.
Ik heb hem in dit hele proces alleen maar begeleid. Na een tijdje kwam hij echt op dreef en zorgde hij al eens voor alternatieve woorden. Ik vroeg hem om 5 synoniemen te gebruiken voor 'racer'. Hij kwam o.a. met 'bestuurder', 'chauffeur', 'man'... Hij heeft het echt goed gedaan. Het resultaat mag er zijn!
's Avonds in zijn bed vroeg hij mij met blinkende ogen of hij een kans maakte om te winnen. Ik vroeg hem of hij zelf vond dat hij het verdiende om te winnen. Stel nu dat er een meisje was dat een verhaal helemaal zelf had geschreven en dat was ook goed, zou die dan geen betere winnaar zijn? Hij knikte, hij begreep het.
"Want ja," voegde hij er nog aan toe, "wat heb je nu aan een prijs die je niet zelf gewonnen hebt?" :-)