Setting: onze woonkamer. Op het toneel: Wouter (diertje), Pieter (jongetje) en papa (verteller). Toeschouwers: mama en de oma van papa.
Pieter is een klein jongetje dat op reis gaat naar Afrika, want hij wil graag een fotootje maken van een leeuw. Hij ziet een diertje. Is het een leeuw? O nee! Het is een slang. Pieter wil geen foto maken van een slang. Hij wil alleen maar een foto maken van een leeuw. Pieter kijkt rond. O kijk, daar is nog een diertje. Is het een leeuw? Néé, het is een olifant. Pieter wil geen foto maken van een olifant. Hij wil alleen maar een foto maken van een leeuw. Pieter kijkt rond. O kijk, daar is nog een diertje. Is het een leeuw? Néé, het is een krokodil.Pieter roept: "Néé, nu komt de aap!!!"
Wouter antwoordt: "Maar ik wil geen aap zijn, ik wil een krokodil zijn."
Pieter roept terug: "Eérst was er een slang, dan een olifant en dan een aap!"
(Heb ik al gezegd dat Pieter wel héél erg vasthangt aan structuur?)
Wouter roept nu ook: "Maar een krokodil is toch óók een diertje dat geen leeuw is!"
(En daar heeft hij natuurlijk een punt. Maar wij willen het toneeltje verder zien, dus vragen we aan Wouter om toch maar even een aap te zijn. Wouter weigert. Een krokodil is éven goed als een aap. Waarom moet Pieter wéér eens zijn zin krijgen?
Wouter vliegt op de trap (time-out) omwille van zijn onbeschoft gedrag bij deze mededeling. Pieter krijgt hierdoor het foute signaal, hij denkt dat hij gelijk krijgt. Dit loopt uit de hand! We leggen aan Pieter uit dat Wouter eigenlijk gelijk heeft. Maar Pieter blijft voet bij stuk houden: op het schooltoneeltje was er éérst een slang, dan een olifant en dan
een aap. Wouter moet het toneeltje goed spelen!
We roepen Wouter terug uit zijn time-out. Vragen hem vriendelijk of hij nu bereid is om wel een aap te zijn. Een aap is immers even goed als een krokodil. Hij antwoordt niet maar zet zich klaar om terug een diertje te spelen.)
Pieter kijkt rond. O kijk, daar is nog een diertje. Is het een leeuw? Néé, het is een kroko..."Wouter! Waarom ben je nu weer een krokodil?" vragen we verbaasd.
"Maar een krokodil is toch even goed als een aa-aap!" herhaalt Wouter.
"Ja, Wouter, dat weten we ook, maar was dat de afspraak?"
Hij aarzelt, hij weet dat hij de indruk heeft gewekt een aap te zullen zijn.
"Ga je nu een aap zijn, of moet papa jouw dierenrol overnemen?"
Nu aarzelt hij nog meer, hij wil zijn punt bewijzen, niet van het toneel geshot worden. We zetten hem terug op de trap, zeggen hem dat we op hem zullen wachten en als hij bereid is om een aap te zijn, dat hij mag terugkomen. Niet veel later verschijnt hij weer.
Pieter kijkt rond. O kijk, daar is nog een diertje. Is het een leeuw? Néé, het is een ááp! (O, verrassing)
Pieter wil geen foto maken van een aap. Pieter kijkt rond. O kijk, daar is nog een diertje. Is het een leeuw? (Wouter geeft een overtuigend gebrul ten beste)
Ja, het is een leeuw! Snel maakt Pieter een foto van de leeuw. Kijk eens wat een mooie foto hij heeft gemaakt!The End